Heere laat mijn ziel hier altijd rusten
En zich aan Uwe dis verlusten.
dichtregels Carolus Ursinus
Voorbereiding
Aanzitten
Nabetrachting
Het is de overvloedige goedheid van de grote God, dezelfde eer en liefde aan Zijn kinderen te bewijzen. Hoor David in Psalm 23, zingende van de vriendelijkheid van zijn God: Hij richte Zijn tafel voor mij, in het aangezicht mijner vijanden. Hij zalft mijn hoofd met olie.
Deze bekende goedheid van uw God nodigt u, o mijn ziel, om gelijke zegen te verzoeken. Ach Heere Jezus, wilde U mij Uw genade deelachtig maken! Ik vind in de historie van Uw leven, dat een vrouw, tot U komende aan de maaltijd van Simon de melaatse, een albasten fles nam en die over Uw gezegende hoofd uitgoot. Luk.7:37,38. Och Heere Jezus, wat die vrouw aan die maaltijd deed, wilde U dat aan mijn ziel doen aan deze heilige maaltijd van het Avondmaal! O grote Hogepriester, mochten de druppels van Uw zalving op ons, Uw leden, nederdalen, zoals de olie van het hoofd van AƤron, op de zomen van zijn kleren. U bent die ware Olijfboom, Die Uw vettigheid aan ons moet meedelen en in onze kruik gieten, Zach. 4:12. O, Heere Jezus, onthoud Uw zalige vertroosting mijn ziel niet. Ik beken, ik ben te gering, dat U zo'n eer aan mij zult doen maar echter zal ik zulks van U begeren met Petrus in Joh. 13, omdat ik weet, dat ik anders niet kan behouden noch zalig worden.
Ik heb nodig zo'n vrijheid bij U te gebruiken, o Heere Jezus, omdat U het ganse leven van mijn ziel bent. Zoals de lamp leeft bij de ingegoten olie en het kind bij zijns moeders borst, zo ook mijn ziel bij Uw genade. O Heere, sluit Gij Uw handen, ik ben verloren en moet eeuwig vergaan.
Ik zal met U vechten om Uw gunst, o Heere Jezus en niet van Uw tafel gaan, zonder een smaak van Uw goedheid. Van U ga ik niet, zonder U. Liever zal ik met U worstelen, dan ledig van U gaan. Nee Heere, ik laat U niet, of U zult mij zegenen. Ik heb mijn mond gelegd aan het kanaal van genade. Ik moet een druppeltje van die hemelse dauw proeven.
Gedenk mijner, o Heere, naar het welbehagen over Uw volk. Bezoek mij met Uw heil. Laat mij Uw weldadigheid vinden. U zult mij immers niet leeg van U wegzenden. Och, mocht ik het geluk hebben van Uw gunstige bejegening. Boaz voorzag Ruth met de schoot vol aren. David Mefiboseth met de inkomst van de koning.(...)
O Heere, ik kom tot U, er is niets in mijn handen en mijn vaten zijn leeg. Och, wilde U mijn kleinheid aanzien en niet van U zenden zonder een gevoelen van Uw gunst. Vergeving met de verloren zoon en gerechtvaardigd met de tollenaar, och, hoe vrolijk wilde ik dan mijns weegs reizen, Hand. 8:39.
Auteur | Simon Simonides (1629-1675) |
Titel | Verzameld werk, deel 3, pg. 415,416 |
Uitgeverij | De Groot Goudriaan, Kampen |
ISBN | 9789061404903 |
Volledige tekst |
De gebruikte uitgave is het verzameld werk van deze oudvader. Een gedeelte eruit is ook on-line te lezen, ter kennismaking. Zie link. |