BIDDEN OM DE HEILIGE GEEST
Ontwaak, noordenwind! En kom, Gij zuidenwind! Doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate Zijn edele vruchten! (Hooglied 4 : 16)
Doorwaai mijn hof. 'Waaien' is de werking waardoor de Geest Zijn invloed heeft op de gelovigen. Hier wordt niet de Geest Zelf bedoeld, noch de vruchten van de Geest die in de gelovigen zijn. Maar het gaat om de werking van de Geest waardoor Hij hen beinvloedt of - om zo te spreken - in hen vloeit (zoals God in Adam de levensadem inblies) en waardoor Hij hen aanzet, opwekt en verwakkert tot handelen.
Het gebed wordt gericht tot de Geest (zoals in Op. 1:14). Het beschouwt de Geest als wezenlijk één met de Vader en de Zoon. (..) Het houdt in dat Hij door Zijn werkingen (die zo verschillend kunnen zijn ten goede van de gelovigen) zodanig Zijn eigen genaden in hen zou aanzetten en opwekken, dat als zij ziet dat ze een hof is waarin de Geliefde lust heeft, haar genaden tot Zijn tevredenheid beoefend en te proeven gegeven zou worden, met als doel dat Hij Zichzelf des te meer zal openbaren in zoete gemeenschap met haar.
Het doel waarom zij hier zo op aandringt is opdat haar specerijen mogen uitvloeien. In een woord: dat zij vruchtbaar zou zijn. Want hoewel er veel genaden in haar kunnen zijn, toch, zonder de beademing en beinvloeding van de Geest zouden ze zijn als ongestoten specerijen die haar geur niet vrijgeven.
Auteur | James Durham (1622-1658) |
Titel | Hooglied (tekst wat aangepast naar origineel) |
Uitgeverij | De Groot Goudriaan, Kampen. |
ISBN | Compl. In 2 delen 978 90 6140 875 8 |
Originele tekst | Link |