Ellende: droefheid naar God.
Verlossing: vluchten tot Christus.p>
888888;">Dankbaarheid: vreugde in God.
Het eerste stukje wat we lezen is uit een preek over 2 Cor. 7 : 10: “Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid, maar de droefheid der wereld werkt de dood”.
Zo blijkt dan dat droefheid en leedwezen over de zonden onafscheidelijk aan de ware bekering verbonden zijn; en dat een bekering zonder deze niet deugt.
Maar, zal iemand mogelijk zeggen, waartoe is zulk een droefheid en leedwezen over de zonde toch nodig? Zou God dan zónder deze droefheid en dit leedwezen de mens niet kunnen bekeren?
Hierop antwoorden wij, dat men zich wel moet wachten, te denken, dat God aan zulk een droefheid en aan dit leedwezen der mensen over hun zonden zou gebonden zijn, zodat Hij zónder dit Zijn werk ter bekering en hartverandering niet zou kunnen doen.
Neen, wij moeten deze droefheid en dit leedwezen niet aanmerken als een absoluut noodzakelijke voorwaarde in de mens, om hem te bereiden, te schikken en bekwaam te maken voor geloof en bekering, evenmin dat hij daartoe ook maar iets uit zichzelf zou verdienen of toebrengen.
Neen, de Heere is machtig de mens te bekeren, ook zonder hem de allerminste droefheid over zijn zonden vooraf te doen gevoelen. Het blijkt ook uit de mate dezer droefheid zelf, die in de ene mens, wanneer hij bekeerd wordt, veel groter is dan in de andere, naar ’s Heeren hoogwijze en souvereine, vrijmachtige werking meebrengt, waardoor sommige van Gods kinderen maar weinig smart en droefheid in het eerst dat zij bekeerd worden, ondervinden, terwijl hun heviger droefheid, door de kracht van Gods en Christus’liefde, zodanig opgezwolgen en verslonden wordt, dat zij de bittere en scherpe kracht dezer droefheid maar weinig smaken en gevoelen. Nochthans hebben zij waarlijk een innige en hartelijke droefheid, gestaltelijk in hun hart. En droefheid is er nodig, omdat des Heeren weg en Zijn orde van doen is, een ziel door middel van deze droefheid te bewerken, tot geloof en bekering. Evenals de aarde niet bezaaid kan worden, zonder omgespit en geploegd te worden, zo kan ook het zaad der genade, der wedergeboorte en bekering niet opwassen in iemands hart, of dat hart moet ook alvorens door een scherpe droefheid en overtuiging van zonde omgespit en omgeploegd worden, want het is des Heeren weg alzo met de mens te handelen, en zo is deze droefheid over de zonden dan ook ten hoogste nodig en heilzaam.
Zij dient om Christus aan de ziel ten hoogste dierbaar en noodzakelijk te maken.
Auteur | Theodorus van der Groe (1705-1784). |
Titel | De bekering, p 84-85 |
Uitgeverij | Den Hertog, Houten |
ISBN | 9033100983 |
Volledige tekst | Link |