GOD DE VADER ZIET ZIJN KINDEREN
Als God onze Vader is, zal Hij het minste goed dat Hij in ons ziet opmerken. Als daar slechts één zucht over de zonde is, hoort Hij dat. "Mijn zuchten is voor U niet verborgen" (Psalm 38:10).
Als er slechts één boetetraan uit het oog tevoorschijn komt, ziet Hij het. "Ik heb uw tranen gezien" (Jesaja 38:5).
Als er slechts een goed voornemen opkomt, merkt Hij dat op. "Dewijl dat in uw hart geweest is Mijn Naam een huis te bouwen, gij hebt wel gedaan, dat het in uw hart geweest is" (1 Koningen 8:18). Hij straft voornemens tot het kwade en bekroont voornemens tot het goede. "Gij hebt wel gedaan dat het in uw hart geweest is." (...)
Ja, het goede waarop Gods kinderen in zichzelf nauwelijks letten, slaat God in 't bijzonder gade. "Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en gij hebt Mij te drinken gegeven (...) Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en gespijzigd?" (Mattheus 25: 35, 37). Zij hebben als het ware hun eigen werken van liefdadigheid over het hoofd gezien en niet meegeteld, maar Christus heeft er acht op geslagen: "Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven".
Wat ligt hier een troost in. God bespeurt het geringste goed in Zijn kinderen. Hij kan een graankorreltje onder het kaf zien liggen, genade onder de verdorvenheid.
Auteur | Thomas Watson (1620-1686) |
Titel | Het gebed des Heeren, p 33, 34 |
Uitgeverij | Gebr. Koster, Barneveld |
ISBN | 90-5551-143 |
Originele tekst | Link |